|
|
Zeef de bloem op een werkplank en maak in het midden een kuiltje. Strooi de poedersuiker in het kuiltje. Breek het ei op de suiker in het kuiltje. Leg een eetlepel boter apart en snijd de rest van de boter in klontjes. Verdeel die over de bloem.
Meng alle ingrediënten en kneed het deeg tot een stevig homogeen geheel. Rol het deeg tot een soepele bal, wikkel het in huishoudfolie en laat het 2 uur in de koelkast of op een andere koele plaats rusten.
Schil de appels, snijd ze doormidden en verwijder het steekje en het klokhuis. Zet de oven op 200 °C. Beboter een metalen taartvorm van 24 cm met l eetlepel boter en strooi er 50 g suiker over. Schik de appels naast elkaar met de platte kant naar onderen op de suiker in de taartvorm. Strooi er de rest van de suiker over. Verdeel de rest van de boter in klontjes over de appels.
Zet de taartvorm gedurende 15 minuten op een hoog vuur en dan nog eens 7 minuten in de voorverwarmde oven.
Rol het deeg tot een doorsnede van 28 cm. Neem de taartvorm met appels uit de oven. Leg het deeg over de appels en duw het overhangende deeg over de rand van de taartvorm. Zet de taart nog eens 20 minuten in de oven tot de korst goudbruin is. Dien onmiddellijk warm op, eventueel met vanille-ijs en een muntblaadje. |