|
|
Alle soorten vlees die geschikt zijn om te grillen kun je bereiden op de barbecue. Houd er rekening mee dat de bereidingstijd van de verschillende soorten vlees anders is.
Pas het vleesassortiment zoveel mogelijk aan aan de grootte van de barbecue. Kleine, dunne stukken vlees zijn geschikt voor een kleine barbecue. Grotere stukken vlees (rollade, beenham) kunnen op een stuk stevig aluminium of op een barbecue met spit gegrild worden. Het spit moet wel regelmatig rond worden gedraaid.
Als je satés maakt, gebruik dan het liefst niet te mager vlees. Hoe magerder het vlees, des te harder en droger het bij te lang barbecuen wordt. Het smakelijkst voor saté zijn uitgebeende schouderkarbonades.
Om te voorkomen dat gehaktballetjes of hamburgers uit elkaar vallen, kun je ze eerst voorbakken of wellen in hete bouillon. Dep ze, voordat je ze op de barbecue legt, wel even droog en smeer ze in met wat olie.
Houten stokjes hebben het nadeel dat ze snel verbranden. Dit kun je voorkomen door de stokjes van tevoren een tijdje in een bakje met water te leggen. Het hout zuigt zich dan vol vocht, waardoor de stokjes langer op de barbecue kunnen liggen zonder te verbranden.
Als je spiesen maakt van verschillende soorten vlees, zorg dan dat de stukjes vlees die rood of rosé (rundvlees) moeten blijven, groter zijn dan de stukjes vlees die echt moeten garen (varkensvlees). Zo worden alle ingrediënten op de juiste manier gegrild.
Ga je vlees met een vet randje grillen, snij dit vet dan op meerdere plaatsen in. Hiermee voorkom je het omkrullen van het vlees tijdens het grillen.
De afstand van het rooster tot de kooltjes bepaalt de temperatuur op het rooster: 20 cm boven de kooltjes is geschikt voor stukken vlees die rood of rosé gegeten worden (zoals biefstuk) en 45 cm is geschikt voor vleessoorten die door en door gaar gegeten worden (zoals hamburgers en worstjes)
Ongeveer een uur nadat je de barbecue hebt aangestoken is hij het heetst. Je kunt daarom het beste eerst het vlees roosteren dat het snelst klaar is (bijvoorbeeld biefstuk)
Bestrijk het vlees met weinig olie en kruid het eventueel. Strooi er geen zout over. Dat onttrekt vocht aan het vlees, waardoor het vlees minder sappig blijft en geen mooi bruin korstje krijgt.
Draai het vlees pas om wanneer het vanzelf loslaat. Dat gebeurt altijd vanzelf, want vlees dat gaar wordt krimpt iets in en trekt zichzelf daardoor van het rooster los, zonder dat je het kapot trekt. |